Gemeenten en provincies zijn meer dan ooit van elkaar afhankelijk. De Utrechtse Commissaris van de Koning Willibrord van Beek is dan ook optimistisch over het effect van de provinciale verkiezingen van 18 maart 2015. “De relatie met de 26 gemeenten in Utrecht is op dit moment erg goed, en dat zal na de verkiezingen niet anders zijn.”
Juist daarom is het zo belangrijk om goed met elkaar samen te werken, vindt hij. “Nu is de taakverdeling de laatste jaren gelukkig een stuk duidelijker geworden. In het verleden deden provincies ook hele nuttige dingen, maar was een groot deel daarvan toch op gemeentelijk niveau gericht. Nu is, mede onder druk van financiële krachten, een duidelijke keuze gemaakt om als provincie minder beleidsonderwerpen op het bord te nemen.”
De posities zijn daardoor veel duidelijk geworden. “En dat heeft ons in staat gesteld om zowel bestuurlijk als organisatorisch fors af te slanken. Het college van gedeputeerde staten is van zes of zeven naar vier gedeputeerden gegaan, en de ambtelijke organisatie is teruggebracht van 850 naar 675 medewerkers. Dat zijn substantiële ingrepen, die alleen maar mogelijk waren omdat we heldere keuzes hebben gemaakt, en met gemeenten ook tot goede afspraken konden komen. Gevolg is wel dat we veel afhankelijker van elkaar geworden. Alles waar wij ons als bestuurders mee bezig houden raakt de kwaliteit van de overheid als geheel. Een goede relatie is dus cruciaal.”
In Utrecht verloopt de samenwerking erg goed, oordeelt Van Beek. “Daar doen we als provincie ook echt ons best voor. We zijn goed benaderbaar, en de lijnen zijn kort. Wanneer een burgemeester of wethouder mijzelf of een van de gedeputeerden wil spreken, reageren we zo snel mogelijk. Je kunt niet zeggen: daar heb ik even geen tijd voor. Want het heeft niet met tijd maar met prioriteit te maken. Wij geven prioriteit aan onze relatie met de gemeenten, en trekken daar dus ook tijd voor uit. Ik heb het gevoel dat we elkaar daardoor in het Utrechtse heel snel weten te vinden als dat nodig is.”
Waarmee niet gezegd is dat daarmee ook alle verschillen de wereld uit zijn geholpen. “Het is een provincie van 26 gemeenten, die het zeker niet altijd met elkaar eens zijn. Maar dat is ook helemaal niet erg. Want het is meestal te herleiden tot een specifieke kwestie of een specifieke politieke combinatie. Daarom zijn wij altijd bereid om onze standpunten nog eens heel goed uit te leggen, en staan we daarnaast ook open voor kritiek.”
Soms moet de provincie echter gewoon haar poot stijf houden, erkent Van Beek: “Wij zetten bijvoorbeeld sterk in op de bestrijding van de leegstand op de kantorenmarkt, in de agrarische sector en in het winkelsegment. Dan wordt het dus kritisch wanneer een gemeente in zo’n geval bijvoorbeeld toch nieuwbouw wil plegen, omdat daar de nodige inkomsten tegenover staan. Het heeft dus alles te maken met de hoogte van het helikoptertje. En dat begrijp ik ook. Sterker nog: ik realiseer me heel goed dat ik, als ik aan de andere kant zou hebben gezeten, er ook anders tegenaan zou kunnen kijken. Maar juist daarom is blijvend contact met gemeentebesturen noodzakelijk. Wij kunnen het niet allemaal vanuit deze toren regelen. Dat kan echt alleen maar in nauw overleg, contact én samenwerking met de gemeenten.”
Mede in dat verband hecht Van Beek aan een goede samenwerking met een organisatie als de VNG afdeling Utrecht. “Het is alleen maar nuttig en verstandig om op dat niveau ook met elkaar in contact te staan. We kunnen immers veel van elkaar leren en de zaken nog beter op elkaar afstemmen. Bovendien stelt het ons in staat om signalen met elkaar uit te wisselen over wat er allemaal leeft onder de achterban.”