Emoties lopen soms hoog op
Het Najaarscongres, dat als titel ‘Maatschappelijke onrust: bestuur (e)en zorg’ had meegekregen, stond deze keer in het teken van de maatschappelijke onrust als gevolg van de decentralisaties in de (jeugd)zorg.
Jan-Dirk Sprokkereef, bestuurder van Bureau Jeugdzorg Utrecht en voorzitter van de Bureaus Jeugdzorg Nederland, opende zijn bijdrage met een compliment. “Als ik zie hoe de decentralisaties hier verlopen en welke afspraken er inmiddels zijn gemaakt, dan constateer ik dat er overal vraagstukken en problemen zijn, behalve in de provincie Utrecht.”
Toch is jeugdzorg een beleidsterrein waar de emoties soms zeer hoog kunnen oplopen, is zijn ervaring. Uit de meest uiteenlopende situaties kunnen namelijk de meest heftige incidenten en calamiteiten voortkomen. Dat varieert van de ophef over een Turkse jongen die bij een lesbisch ouderpaar werd geplaatst en de handhaving van de leerplicht van ‘zeilmeisje’ Laura tot de huisvesting van een pedofiel, en de verdwijning van Ruben en Julian.
Het is lastig om daarmee om te gaan, zo is de ervaring van Bureau Jeugdzorg. Met name omdat al snel spanning ontstaat tussen de professionele ruimte, die nodig is om een goede afweging te maken, de politieke verantwoordelijkheid van bestuurders, die om een snelle oplossing vraagt, en de macht van de media, die in hoog tempo en schijnbaar niet gehinderd door kennis van zaken of behoefte tot nuancering om nieuws schreeuwen.
Volgens Sprokkereef is het voor gemeenten daarom absolute noodzaak om zich niet alleen met de organisatorische aspecten van de decentralisaties bezig te houden, maar zich ook voor te bereiden op eventuele calamiteiten. Na 1 januari 2015 is immers niet meer Bureau Jeugdzorg maar het college van B&W als eerste verantwoordelijk en dus aanspreekbaar. Dat maakt het noodzakelijk om met alle bestuurlijk en organisatorisch betrokkenen concrete afspraken te maken over de aanpak van en rolverdeling bij incidenten, vindt hij. “Daarvoor geldt als bestuurlijke basisregel: informeer elkaar snel en grondig en heb respect voor elkaars rol, positie en professionaliteit. Reageer daarnaast zo open mogelijk naar de media: tot op en soms zelf over de grenzen van de privacy.”
Overigens hoeven gemeenten niet bij nul te beginnen. Sprokkereef: “Er is al veel werk verricht.” Hij doelde daarmee op het Calamiteitenprotocol Jeugdhulp, dat door de Utrechtse gemeenten is opgesteld. Het streven is om het protocol op 11 december in een breed wethoudersoverleg te ondertekenen. “Vanaf dat moment ligt er voor heel Utrecht een eenduidige aanpak van calamiteiten in de jeugdzorg. Dat is nog geen enkele andere provincie gelukt.”
Duidelijke communicatiestrategie
Voor het tweede deel van het Najaarscongres verhuisde het gezelschap van het stadhuis naar de Grote Kerk in Vianen, terwijl diverse stadsgidsen iets vertelden over de historische gebouwen in het centrum van de stad. In de kerk vond onder leiding van Elisabeth van den Hoogen een forumdiscussie plaats, waaraan naast Sprokkereef ook Dennis van Ommeren, verslaggever van RTV Utrecht, en Cees van Eijk, strategisch adviseur en gespreksleider en voormalig wethouder Utrecht en Amersfoort deelnamen.
Hier werd duidelijk dat na een calamiteit veel onrust kan worden voorkomen als er een duidelijk aanpak ligt voor de communicatie. Volgens Cees van Eijk moet daarbij de aandacht als eerste uitgaan naar het eventuele slachtoffer en zijn omgeving. “De media zitten er doorgaans direct bovenop, en dat kan behoorlijk veel onrust veroorzaken. Maak jezelf als gemeente deelgenoot van die onrust. Laat bijvoorbeeld in het geval van een bedreiging van een homopaar door hangjongeren zien dat ook jij van mening bent dat dit niet door beugel kan. Faciliteer de maatschappelijke onrust. Laat zien dat je ermee bezig bent, maar gebruik de onrust ook om het debat over wat er is gebeurd breder te trekken.”
Het is normaal dat iedereen zich direct over de schuldvraag buigt, “Hoe kan het dat het slachtoffer moet wijken en daders ongemoeid worden gelaten, klinkt het dan al snel”, aldus Van Eijk. “De gemeente is niet de professional maar wordt op die manier welhaast gedwongen om zeer snel een inhoudelijk standpunt in te nemen. Ga daar niet in mee. Je moet als gemeente absoluut zien te voorkomen dat je in die fuik zwemt. Alleen zo kun je in je regierol blijven.”