Relatiebeheer
Misschien is daarom de relatie met de provincie wel zo goed. Iets waar Janssen zich graag voor heeft ingezet. “Zodra de installatie een feit is, krijgt elk nieuw college van gedeputeerde staten ruim de gelegenheid zichzelf te presenteren. De diverse gedeputeerden en de Commissaris van de Koning komen op regelmatig over de vloer bij onze bijeenkomsten. We ontmoeten elkaar regelmatig en delen actuele vraagstukken met elkaar. Dat is een hele goede zaak. Niet alleen dat je went aan elkaars nabijheid, maar ook dingen met elkaar kan delen. Vroeger sprak je elkaar deftig een keer per jaar. Nu ontmoet je elkaar veel vaker, ook informeel. Dat is beter.”
Ook met het Netwerk Utrecht Zorg Ouderen (NUZO) onderhoudt de VNG afdeling Utrecht warme banden. Achter die samenwerking is Janssen een belangrijke drijfveer geweest. “Het NUZO vond ik een interessante partij, omdat hierin de universiteit en het ziekenhuis verenigd waren. Partijen die met hun werk geworteld zijn in de samenleving maar die geen tafel delen met de lokale overheid. We vonden in gezamenlijkheid dat we hiervoor met name op het gebied van de ouderenzorg een netwerk moesten creëren, waarin we wel tot samenwerking konden komen. Dat is gelukt. Inmiddels maken ruim 40 organisaties en instellingen deel uit van het netwerk en biedt het NUZO concrete oplossingen en handreikingen voor complexe vraagstukken. Daar kunnen ook gemeenten hun voordeel mee doen.”
En dan is er nog de landelijke VNG, waar de banden eveneens mee zijn aangetrokken. “De VNG heeft natuurlijk een eigen agenda, en dat moet ook. Gemeenten brengen ook het liefst samen met de VNG hun standpunten naar voren. Die belangenbehartiging blijft wat mij betreft ook zo. Wij voeden de VNG met onderwerpen die op provinciaal niveau spelen. Daarmee zitten we elkaar niet in de weg. Integendeel, we vullen elkaar juist mooi aan.”
Moderne democratie
Koos Janssen neemt afscheid tijdens het aanstaande Najaarscongres van de VNG afdeling Utrecht, een bijeenkomst die in het teken staat van de toekomst van het lokaal openbaar bestuur. Of, zoals Janssen het zelf omschrijft: de moderne democratie. “Daarbij gaat het mij niet zozeer om de structuur of de inrichting van het openbaar bestuur, als wel om de vraag: hoe faciliteer je als lokaal bestuur de inwoners en de vertegenwoordiging van die inwoners, de gemeenteraden, op de best mogelijke wijze om hun stem te laten te horen en hun werk te doen. Dat zit hem in vaardigheden en soms ook in houding. Inwoners houden niet van politiek gedoe maar weten een goede gespreksvorm waarin maatschappelijke problemen tot een oplossing worden gebracht wel degelijk te waarderen.”
Volgens Janssen is dat ook de voornaamste opgave waar burgemeesters, wethouders, griffiers en gemeentesecretarissen samen voor staan. “Hoe doen wij zo goed mogelijk recht aan de belangen en standpunten van raad en inwoners? Voor mij is dat het belangrijkste vraagstuk. Problemen ontstaan waar inwoners zich onvoldoende vertegenwoordigd voelen. En dat is op dit moment het geval. De burger herkent zich te weinig in het politieke stelsel. En dus moeten wij alles op alles zetten om de verbinding weer te versterken. Daar zal iedereen zijn steentje aan bij moeten dragen. We moeten met elkaar in kleine stapjes het democratisch bestel vooruitbrengen. Want dat is van wezenlijk belang voor het gewone leven. Het heeft een grote prioriteit: het gaat hier wel om onze plicht en de vervulling van onze wens om het zo goed mogelijk te doen voor onze lokale samenleving.”
Veel plezier
Het is een thema dat Janssen raakt en inspireert. En het illustreert meteen ook wat hij het meeste gaat missen. “Ik ga de collegialiteit in het bestuur en de inspiratie die we met elkaar en de leden hadden missen. Het is altijd leuk geweest om voorzitter te mogen zijn. Ik heb er in ieder geval veel plezier in gehad. Het plezier om het met elkaar zo goed mogelijk te doen. Ik heb grote collegialiteit ervaren, op alle niveaus. Die collegialiteit en inspiratie hebben me gebonden aan de VNG afdeling Utrecht. En die band zal ook in de toekomst blijven bestaan. Want ik blijf natuurlijk wel de congressen bezoeken. Ze zijn dus nog niet van me af. Of beter: Jullie blijven me zien!”