Tussen partnerschap en toezicht, luidde de titel van het Najaarscongres 2022 van de VNG Utrecht. Het geeft de twee kanten aan die de verhouding tussen de provincie Utrecht en de 26 Utrechtse gemeenten kenmerkt. En die tegelijkertijd het belang van een goede relatie tussen beide overheidslagen onderstreept, stelde Mark Röell, burgemeester van gastgemeente Baarn in zijn welkomstwoord. “We hebben elkaar hard nodig.”

Mark Röell, burgemeester van Baarn.

De verhouding tussen provincie en gemeenten is volgens Röell een belangrijk thema omdat beide overheidslagen allebei voor grote opgaven staan, op het gebied van woningbouw, bereikbaarheid, duurzaamheid, economie en de opvang van vluchtelingen en statushouders. “We zullen slimme oplossingen voor deze opgaven moeten zien te vinden. En daarvoor is het misschien wel het allerbelangrijkste dat we het samen doen, ieder vanuit zijn eigen rol.”
Voordat daarover verder gesproken werd, was het eerst aan Maarten Divendal om de Algemene Ledenvergadering te leiden. Hier werd onder andere ingestemd met de benoeming van drie nieuwe bestuursleden: Rachel Streefland, wethouder van Utrecht, Micheline Paffen – Zeenni, wethouder van Amersfoort en Hans Buijtelaar, wethouder Wijk bij Duurstede. Ook gingen de leden akkoord met de begroting en het contributievoorstel voor 2023.

Leonard Geluk.

Haagse actualiteiten
Leonard Geluk, algemeen directeur van de VNG, had het aansluitend over Haagse actualiteiten, mede in het licht van de ALV van de VNG op vrijdag 2 december aanstaande.
De financiële positie van gemeenten blijft een belangrijk thema en is aanleiding voor een bijna permanent gevecht tussen gemeenten en rijk, aldus Geluk. “Tot en met 2025 lukt het wel. Maar daarna gaat het niet vanzelf goed.” Andere thema’s in het debat met het kabinet zijn de Spreidingswet, waarin het gaat over opvang en asiel en de Omgevingswet. Geluk: “Al deze thema’s komen vanzelfsprekend ook tijdens onze ALV aan de orde.”
Financieel draait het vooral om de vraag of de financiële basis zo op orde kan worden gekregen dat de gemeenten erin slagen het voorzieningenniveau op peil te houden. “Als je permanent onzeker bent over je financiële positie, lukt het niet om de opgaven te vervullen. Hopelijk krijgen we hier snel meer duidelijkheid over en biedt het rijk ons ook meer ruimte.”
Geluk kent de kritiek als het nooit genoeg kan zijn voor de VNG, maar die werpt hij verre van zich. “Wij vinden simpelweg dat gemeenten voldoende middelen moeten hebben om de wet te kunnen uitvoeren. Wethouders – de naam zegt het al – houden zich aan de wet. Maar op zijn beurt kan het rijk niet worden gedwongen om zich ook aan de wet te houden. Dat wringt. We doen graag wat het rijk van ons vraagt, maar dan moeten er wel voldoende middelen zijn.”

Het samen beter doen
De verkokering binnen het rijk vormt in de gesprekken hierover een behoorlijke belemmering, aldus Geluk. “De vakdepartementen zijn het vaak met ons eens. Het bestrijden van armoede onder kinderen kost volgens het vakdepartement 500 miljoen euro. Maar Financiën kijkt daar anders tegenaan. Het zijn de ambities versus de financiële realiteit. We moeten veel meer kijken naar uitvoerbaarheid, is de stelling. Maar dat zien we in de praktijk amper terug.”
Dat staat het soort gesprekken dat de VNG eigenlijk met het rijk wil voeren in de weg. “We hebben het nu voortdurend over geld, maar uiteindelijk willen we het hebben over de vraag of het nu beter gaat met de overheid of dat we juist in een neerwaartse spiraal zitten. Als je gemeenbestuurders die vraag stelt vindt 90 procent dat de overheid steeds kwetsbaarder wordt. Men is bezorgd dat het land stilstaat en de overheid onvoldoende antwoorden geeft op de opgaven waar we als land voor staan.”
Gemeenten hebben daarin ook zelf een verantwoordelijkheid. “We moeten scherp zijn op de kwaliteit van de uitvoering van onze taken en op elkaar. Hoe kun je op een lerende in plaats van een afrekenende manier de kwaliteit van het openbaar bestuur beter maken? Daarvoor heb je onderlinge veiligheid nodig: de bereidheid elkaar te willen helpen om het beter te doen. Zo zouden we als overheden meer naar elkaar moeten kijken. Samen willen verbeteren. Die insteek, om het met elkaar beter te willen doen, zie ik nog te weinig.”

Nico Versteeg.

Mensen als lijdend voorwerp
Nico Versteeg, nu provinciesecretaris van Overijssel maar daarvoor onder andere gemeentesecretaris van Lelystad en Leusden, heeft scherp zicht op de verhouding tussen gemeenten en de provincie. In die relatie gaat het volgens hem in de eerste plaats teveel over het ‘hier en nu’ en heel wat minder over ‘elders en later’. “Daar moet dan ook meer aandacht voor komen.”
Ten tweede heeft hij de laatste jaren te vaak gemerkt dat partijen zich op het eigen domein aan het terugtrekken zijn. “Gelukkig komt daar wel weer verandering in. Het gaat van piketpalen slaan naar echte samenwerking.” Ten derde realiseren beide overheden zich onvoldoende dat mensen vaak het object van overheidshandelen zijn. “De mensen fungeren als lijdend voorwerp. Ze gaan pas dromen en meewerken als ze subject zijn, dus mogen meedenken en echt betrokken worden. Maar dat is zelden het geval.”
Overheden maken vaak een veel te simpele voorstelling van de werkelijkheid, vindt Versteeg. “Recent is de Nobelprijs voor natuurkunde uitgereikt aan een onderzoeker die heeft ontdekt dat subatomaire deeltjes verstrengeld zijn met elkaar. Zelfs als je ze extreem uitrekt blijft dat het geval. De overheid handelt juist tegenovergesteld: wij hebben de neiging om alles juist in hanteerbare stukjes te hakken. Maar een thema als armoede kun je helemaal niet in stukjes hakken. Dat hangt met van alles samen: scholing, sociaal-economische omstandigheden, de fysieke omgeving et cetera. De neiging is om het simpel te maken, terwijl het helaas niet simpel is.”

Impact is groot
De impact van het menselijk handelen is voor Versteeg een belangrijke reden om op provinciaal niveau te willen acteren. “Dat zit bij mij altijd in het achterhoofd. Want onze impact op onze omgeving is ongelofelijk groot. We hebben het vaak niet eens door hoe groot die impact is, zowel fysiek als digitaal.”
Ook in de omgang met elkaar verandert er veel. “Bestuurders die bedreigd worden vormen helaas geen uitzondering meer. En ondertussen hebben we het in Den Haag vooral over crises: duurzaamheid, wonen, energie, vluchtelingen, et cetera. En dat is wel zo makkelijk. Want een crisis betekent vooral dat je niet hoeft te handelen.”
Daar moeten we vanaf, vindt Versteeg, die in dat kader het Huis van Thorbecke in herinnering riep. “We hebben als openbaar bestuur de opdracht met elkaar om verder te komen. Het gezag van de overheid hangt samen met de vraag in hoeverre zij bekwaam, betrouwbaar en betrokken haar rol vervult.”

Weg met de boodschappenlijstjes
Hij erkent dat samenwerking tussen provincies en gemeenten soms ingewikkeld is. Met name in het ruimtelijk beleid liggen de belangen soms ver uit elkaar. “Het is en blijft mensenwerk en dat is soms best ingewikkeld, zeker in tijden van grote transities. Maar voor mij speelt vooral het belang van toekomstige generaties. We moeten af van de praktijk dat we in het overleg tussen overheden standaard een onderhandelingspositie innemen. We moeten afzien van boodschappenlijstjes en overstappen naar de werkelijke behoeftes.”
Daarvoor is het noodzakelijk dat provincies en gemeenten niet meer de mening voor de ander invullen maar elkaar bellen en checken hoe erover wordt gedacht. “Dat gebeurt niet of nauwelijks. Ik vind dat wij ambtelijk dan ook een enorm grote verantwoordelijkheid hebben om te voorkomen dat onze bestuurders in het wantrouwen schieten. Het is onze taak om daar weerstand tegen te bieden en te proberen te voorkomen dat iedereen in de loopgraven duikt. Als we daarin slagen, ben ik benieuwd naar wat we samen durven dromen.”

Een van de parallelsessies.

Manifest Utrechtse Gemeenten
Na de pauze werden in twee rondes van drie parallelsessies gesprekken met deelnemers gevoerd over de onderwerpen van de nieuwe editie van het Manifest van de Utrechtse gemeenten, dat de VNG Utrecht in voorbereiding heeft.
In de sessies over bereikbaarheid en wonen ging het onder andere over de mate van flexibiliteit in de relatie met de provincie. Die wordt door veel deelnemers als cruciaal ervaren. In het algemeen bleek men positief over de samenwerking met de provincie. Wel is de verkokering nog een punt van aandacht. Verder werd gewezen op de leefbaarheid in de kleine kernen en het belang dat ook kleinere gemeenten hebben bij hoogwaardig openbaar vervoer.
In de sessies over economie ging het onder andere over integraal en opgavegericht werken. Alles hangt met alles samen, zo vonden de deelnemers. Economie is niet alleen zoeken naar werklocaties, maar heeft ook te maken met het huisvesten van arbeidsmigranten, opleiding en bereikbaarheid. Het zou mooi zijn als de provincie de opgaven die er zijn integraal benadert. Dan is ook een gezamenlijke aanpak eerder binnen bereik.
In het kader van het thema gezondheid werd gesproken over het verschil tussen stad en platteland en hoe beide elkaar kunnen versterken en ondersteunen. Gezondheid draait om welzijn en welvaart, maar welvaart heeft nog steeds de boventoon. Volgens de deelnemers is juist meer aandacht nodig voor welzijn.
Tijdens de sessies over klimaat en energie tot slot ging het onder andere over dwang versus regie. Dwang is niet de juiste manier om gemeenten tot actie aan te zetten, zo vonden de aanwezigen. Integendeel. Juist in haar rol als regisseur kan de provincie partijen in verbinding brengen met elkaar.
De VNG Utrecht verzamelt de komende maanden nog veel meer input van de Utrechtse gemeenten, aldus voorzitter Maarten Divendal in zijn slotwoord. “Met het Manifest van de Utrechtse gemeenten zullen we laten zien waar de Utrechtse gemeenten voor staan.”

Delen.

Reacties zijn uitgeschakeld.